"We weten wat we voor hen betekenen." | Lokaal Opvang Initiatief

Mia en Jan zetten zich al negen jaar in als vrijwilligers bij de begeleiding van vluchtelingen. Van Nederlandse lessen geven tot fietsen repareren. Niets is teveel. Ze begeleidden onder andere Edress en Rukshar, twee jonge mensen die niet anders konden dan hun thuisland te verlaten.

“We weten wat we voor hen betekenen. Dat geeft ons kracht.”

Mia en Jan, hoe zijn jullie betrokken geraakt bij het Lokaal Opvang Initiatief (LOI)?
Mia: De vluchtelingenproblematiek vind ik erg schrijnend. Het concept van het LOI en de buddywerking (iemand die de vluchteling wegwijs maakt, red.) sprak mij daarom aan. Ik was net met pensioen toen ik zag dat de gemeente vrijwilligers zocht om Nederlandse lessen te geven. Ik was meteen enthousiast.
Jan: Ik ging een aantal jaren later op pensioen en ben mijn vrouw dan maar gevolgd (lacht). Er was op dat moment vraag naar een fietsvrijwilliger. Dat was op mijn lijf geschreven.

Wat doen jullie allemaal om de vluchtelingen te helpen?
Jan:
Het ocmw stelt fietsen ter beschikking van vluchtelingen die in LOI’s verblijven. Maar die tweewielers waren niet allemaal in de beste staat, want er wordt al eens mee gevallen (lacht). Via een oproep kregen we twintig oude, maar degelijke fietsen bij elkaar. Onze garage en tuin doen sindsdien dienst als fietsatelier. Maar naast fietsen repareren, leer ik de vluchtelingen ook zelf fietsen. Ik leer hen dan vaste routes aan die ze bijvoorbeeld kunnen volgen naar de winkel.
Mia: Ik help de mensen om onze taal te leren. De kinderen van de gezinnen help ik met hun huiswerk, ook tijdens vakanties. Van de scholen krijg ik dan kopieën zodat ik extra oefeningen kan geven. Daarnaast begeleid ik hen met de integratie in het dorp.

Hoeveel gezinnen helpen jullie ondertussen?
Mia:
We komen momenteel bij een aantal gezinnen: twee grote gezinnen en een aantal alleenstaande mannen.
Jan: Er zijn periodes waarin we veel werk hebben, maar er zijn ook even goed rustigere periodes. Dan ga ik bij hen langs om te vragen of alles nog lukt. Want dikwijls durven ze geen hulp te vragen.

Wat deden jullie zoal om mensen te helpen bij hun integratie?
Mia:
We zochten ooit mee naar een woning voor een gezin. En met succes! We hielpen zelfs een gezin verhuizen.
Jan: We vernamen dat er een gezin ging verhuizen met het openbaar vervoer. Dan help je waar je kan. Met onze aanhangwagen reden we hen helemaal tot in De Klinge.

Is het moeilijk om die mensen los te laten nadat ze verhuisd zijn?
Mia: Ja, toch wel. Maar je weet op voorhand dat ze hier niet lang blijven en dat ze hier moeilijk een huis gaan vinden. De gezinnen zwerven uit over gans het land.
Jan: Je wil je ook niet te hard binden. Dan zouden we nu misschien contact moeten houden met meer dan tien gezinnen. Maar je vraagt je wel dikwijls af hoe het zou gaan met hen. Gelukkig zijn er dan sociale media (lacht).

Een tijd geleden begeleidden jullie ook Edress en Rukshar. Hoe verliep dit?
Mia:
Oh, hier kijken we heel positief op terug. Edress en Rukshar waren beide hoogopgeleid en spraken al meerdere talen. Dat hielp hen natuurlijk heel erg om Nederlands te leren. Het feit dat ze onmogelijk terug naar hun thuisland konden, versterkte hun motivatie om te integreren alleen maar.

Hadden jullie een emotionele band met hen?
Jan: Zeker en vast. Edress vroeg me zelfs of ik hem wilde helpen met het halen van zijn rijbewijs. Hij had al een rijbewijs, maar dat was niet geldig in Europa. Tijdens de autoritten praat je veel, en dan worden de gesprekken al wat persoonlijker. Hij vertelde me over zijn familie en over de politieke situatie in zijn thuisland. Zo bouw je vanzelf een connectie op.

Edress, hoe welkom voelden jullie zich toen jullie hier terechtkwamen?
Edress: De eerste drie maanden verbleven we in het asielcentrum van Arendonk. Daarna kregen we via het ocmw een appartement in Zoersel. Onze eerste indruk was erg positief: we vonden Zoersel een prachtig, groen dorp met een warme en gastvrije gemeenschap. Toen leerden we ook Jan en Mia kennen. Mia gaf mijn vrouw wekelijks Nederlandse les. Mijn vrouw, die toen zwanger was, kon niet naar school (in die periode was het volop coronapandemie, nvdr). Daarnaast hielpen zij ons met allerlei praktische zaken, zoals het invullen van formulieren en administratieve procedures. Hun steun was van onschatbare waarde.

Naar welke momenten kijken jullie met een positief gevoel op terug tijdens jullie integratietraject?
Edress: We hebben veel warme en behulpzame mensen ontmoet. Vooral de steun die we van de gemeenschap kregen, was hartverwarmend. De eerste keer dat we zelfstandig een gesprek in het Nederlands konden voeren, gaf ons een gevoel van trots en vooruitgang. Op dat moment, wanneer we ons comfortabel voelden in de taal en de cultuur, begon België echt als een thuis te voelen. Het moment waarop we zonder moeite konden communiceren met buren, dokters en winkelpersoneel, was een belangrijke mijlpaal.

Welke dromen hadden jullie bij aankomst, en in hoeverre zijn die uitgekomen?
Edress:
Onze grootste wens was een veilige en stabiele toekomst opbouwen. We wilden ons integreren, een sociaal netwerk opbouwen en actief deelnemen aan de samenleving. En dat lukt, dankzij de steun die we kregen.

“Mia en Jan zijn voor ons meer dan alleen vrijwilligers; ze zijn deel van onze geschiedenis in België.” – Edress Yousofzai

Mia en Jan, kijken jullie positief terug op alle begeleidingen die jullie gedaan hebben?
Mia: Absoluut. We weten wat we betekend hebben voor elk gezin. Dat geeft dan ook de kracht om opnieuw te beginnen.

Hoe zouden jullie anderen overtuigen om dit soort vrijwilligerswerk te doen?
Mia: Het is een heel dankbare taak. De mensen zijn blij om ons te zien, om te weten dat ze op ons kunnen rekenen. Daar doen we het voor.
Jan: Het is echt deugddoend. Hoe klein het resultaat ook is dat je boekt. Je helpt die mensen echt een stap vooruit.

Op de foto: Edress. Intussen voelen hij en zijn vrouw zich helemaal thuis in België. Edress werkt momenteel in een bedrijf of de IT-afdeling